Miscellaneous  /  May 12, 2013

The First Night Watch

De rivier kabbelt als een zilveren lint door het nachtelijke natuur landschap. Het enige licht komt van de volle maan hoog aan de sterrenhemel. De eerste dag zit erop. Ik ben op wilderness leadership trail in een Zuidafrikaans natuurpark. Na een flinke wandeltocht door Umfulozi, de voormalige jachtgronden van Shaka Zulu, hebben we ons kamp opgeslagen op een rots die hoog boven de rivier uittorent. De groep slaapt. Maar ik schijt zeven kleuren.

Daar zit ik dan. Mijn eerste night watch. De gids heeft het eerder op de avond uitgelegd. Terwijl de groep rust, houdt één de wacht. Gedurende een uur. Daarna maak je de volgende wakker. Zo komt iedereen gedurende de nacht aan een keer aan de beurt.

De belangrijkste taak: het kampvuur brandend te houden. Dat houdt wilde beesten uit de buurt. Voor het geval het gaat regenen hebben we hout verzameld dat blijft branden, zelfs als het nat is. Moeder Natuur denkt ook aan alles. Om de acht minuten maak je een rondje om het kamp om te zien of er geen dieren naderen. Zo’n rondje maak je acht keer. Dan is ongeveer je uur wel zo ongeveer voorbij.

Bij zo’n rondje scan je met je zaklamp de randen van het kamp. Gelukkig blijken de dieren zich altijd aan vaste paden te houden. Je weet dus precies waar ze vandaan kunnen komen. Dichte struiken zijn dus niet interessant voor de nachtwaker. Kennelijk komen roofdieren niet op het idee om daar een keer doorheen kruipen. Maar bij de paden om je goed opletten.

Is er een dier, dan zie je vaak als eerste de weerkaatsing van het licht van de zaklantaarn in een oog, zo vertelt de gids. Zie je één oog, dan hoef je je geen zorgen te maken. Maar zie je twee ogen, dan is het een roofdier. En zitten die ogen hoger dan grofweg je middel, dan is het een grote katachtige. In dat geval: de gids wakker maken. Datzelfde geldt als er een kudde olifanten nadert. Een neushoorn, daar hoef je je geen zorgen over te maken. Tenzij hij recht op je af komt rennen.

Fijn. Daar zit ik dan. De eerste heeft zijn wacht erop zitten en hij heeft mij zojuist wakker gemaakt voor mijn shift. Even overweeg ik de gids wakker te maken. Vond je het te eng, dan mocht dat. Maar ik wil me niet laten kennen. Met samengeknepen billen scan ik het kamp. Geen beest te bekennen. Ik probeer mezelf te vermannen: kom op zeg, nou heeft Prinses Irene dit gedaan, Herman Wijffels en Anthonie Burgmans… Zal ik ineens worden opgegeten door een leeuw! Ook bij het tweede rondje niets aan de hand. Zie je wel.

Waar maak ik me eigenlijk druk om? Als het echt gevaarlijk was, zouden ze dit soort trails toch niet doen? Ik start mijn derde scanronde. Zie je wel, weer niets. Maar wacht! FOK! Een leeuw in mijn lichtbundel! Of wacht, nee, stippen op zijn vacht! Een luipaard! Zoals mijn kat ’s ochtends op zijn dooie akkertje een inspectieronde door het huis maakt, kuiert daar een luipaard voorbij. Wat zal het zijn? Dertig meter?

Wat te doen? Niet rennen, had de gids gezegd. In het overzichtelijke wereldbeeld van een roofdier is dat wat wegrent een prooi. Ik maak een moonwalk naar achteren. Maar stuit op een rotsblok. Het luipaard schrikt op, draait zich een kwartslag en kijkt me aan. Mmm. Toch maar iets sneller achteruit lopen. Ze duikt achter weg achter een pluk gras.

Ik maak de gids wakker: ‘I saw a leopard!’ Oeps, dat kan mannelijker. ‘You saw it just now?’ vraagt de gids. ‘No, last week in the ZOO; of course I saw it here!’ Laat maar zien dan, zegt-ie, terwijl hij een gebaar maakt om me voor te laten gaan. Maar ik heb toch liever dat hij voorop loopt, hij heeft een gun. Met een naar mijn gevoel iets te kordate pas stapt hij de duisternis in. Als een wethouder Hekking hobbel ik er achter aan. Maar het luipaard is niet te vinden. We zoeken morgen de sporen wel, zegt de gids met een glimlach.

Met een nog bredere smile komt hij ’s ochtends naar me toe. ‘Let’s find the tracks’. Ik wijs hem waar ik dacht dat het luipaard liep. Even denk ik dat ik een vloek hoor. Maar het blijkt Zulu te zijn voor zoiets als: verdomd, je hebt gelijk! Hij wijst naar een afdruk in het zand. Een jong vrouwtjes luipaard. Mij had je nog wijs kunnen maken dat er een hond had gelopen, maar hij haalt zelfs geslacht en leeftijd eruit.

De gids geeft toe dat hij me de afgelopen nacht niet geloofde. Vast een cheetah: in dit deel van Umfulozi leven geen luipaarden. Maar het spoor bewijst mijn gelijk. Kennelijk was het luipaard iets gaan drinken bij de rivier en weer op de terugweg, zo leren we uit het sporen onderzoek. Was ik een minuut later geweest, dan had ik haar niet gezien. Nou dat is dan ook toevallig, roep ik blij uit. De gids kijkt me meewarig aan: ‘I am not sure if you get yet what this trail is all about. There is no such thing as coincidence. A leopard doesn’t show itself for no reason. You better think about why it crossed you road.’

Na lezing nog steeds geïnteresseerde in een Wilderness Leadership Trail? Bekijk de site van de Foundation of Natural Leadership. Of neem contact op met mij.