Politics  /  September 20, 2011

Druktemakers van de Amsterdamse binnenstad

’t Is toch zo jammer
voor een Amsterdammer
dat hij geen plaats heeft voor zijn eigen snelverkeer
want in de Leidsestraat
alwaar de tram door gaat
daar speelt die kruipdoor-sluipdoor alle dagen weer
Hij kan nou pochen op die mooie oude grachten
Maar het verkeer moet zich het apezuur staan wachten
Hij zit zo klemgezet als haring in een vat
Maar voor de rest is Amsterdam een fijne stad!

Te druk of niet te druk?
Het is druk in de Amsterdamse binnenstad. Het centrum telt sinds jaar en dag 80.000 inwoners, rond de 90.000 werkers en jaarlijks verwelkomen we ruim 10 miljoen bezoekers. Volgens sommigen is het te druk. Het mag het wel een onsje minder. Anderen vinden functies in balans maar erkennen dat deze balans kwetsbaar is. Er mogen bijvoorbeeld wel hotelkamers bij, maar niet zomaar overal. Een enkeling, zoals de fractievoorzitter van D66 in de deelraad afgelopen jaar in zijn algemene beschouwingen liet weten, vindt het helemaal niet te druk.

Het verschilt dan ook van plek tot plek. Vorig jaar sprak ik een jonge knul die op de Spuistraat was komen wonen. Hij wist dat er overlast zou zijn. Hij klaagde niet. Maar dat het zó erg was had hij niet verwacht. Iets verderop in de Langestraat ontmoet je weer een oase van rust. Om een stukje verder op de Herengracht ineens weer in een kakofonie van ‘zwerflawaai’ van bootjes en lallende voorbijgangers te belanden. Dat maakt het waarschijnlijk ook zo’n lastig thema. Als passant of als buurman die net om de hoek in het stille straatje woont, begrijp je niet waar het geklaag over gaat. Niet iedereen ervaart het. En als je het ervaart, is de impact subjectief.

Elke tijd zijn druktemakers
Druk op de Amsterdamse binnenstad is van alle tijden. Toen de Jordaan nog een industriële zone was moet het een teringherrie geweest zijn. Het autoverkeer dat na de Tweede Wereldoorlog een grote vlucht nam, zorgde voor een enorm verkeersinfarct. Annie MG Schmidt wijdde er in de Familie Doorsnee zelfs het bovenstaande liedje aan. Volgens sommigen is er dus niets nieuws onder de zon en moet je niet zeuren. Je kunt ook concluderen dat iedere tijd weer nieuwe druktemakers met zich mee brengt en dat de stad daar steeds weer nieuwe oplossingen voor weet te bedenken. Ook dat is een levende stad. Sinds het verkrijgen van de UNESCO-status is iedereen er weer aan herinnerd dat de opzet van de binnenstad ook zo bedoeld is: een ingenieuze ruimtelijke inrichting waar de functies van wonen, werken en recreëren met elkaar in balans zijn. Binnen dat ruimtelijke gegeven is het steeds weer zoeken naar een nieuwe balans. ‘De gemengde stad’ is met andere woorden geen uitvinding of geloofsartikel van de PvdA maar het is het wezen van Amsterdam.

Wat destijds het autoverkeer was, is nu het toerisme en de verpretparkisering. In een stad waar alles kan en alles mag, komt dat extra hard aan. Het zijn lang niet alleen centrum-bewoners die zich daaraan storen. Onlangs ging ik wat drinken met collega’s op het Gerard Douplein in de Pijp. Ik zette mijn fiets weg, keek demonstratief om mij heen en zei met de gespeelde grachtengordelarrogantie: ‘Ach, het is hier ook best leuk!’. ‘Dus jij woont in het centrum?’ vroeg een collega. Hij zal achter in de twintig, begin dertig zijn. ‘Ik zou er nog niet dood gevonden willen worden. Wat een armoedige bende. Al die souvenirshops, pizzeria’s en coffeeshops. Moet dat het visitekaartje van onze stad zijn? En dan die toeristen. Het lijken wel magneten. Voor je het weet liggen ze onder je fiets. En waarom ineens die Kerstmarkten? Dan is de bierfiets nog authentieker! Hoe hou je het vol? Ik kom er bij voorkeur nooit. Geef mij maar Oost’.

Persoonlijk zie ik het in Amsterdam niet zo ver komen als in Venetië of Riga waar het toerisme het leven uit de binnenstad heeft weggedrukt. Maar dat vraagt wel, net als bij het autoverkeer destijds, om tegendruk.

Kiezen in de schaarse ruimte
Wie de afgelopen jaren een punt probeerde te maken van de drukte of overlast in de binnenstad, kreeg al gauw het verwijt voor de voeten geworpen een ‘vertrutter’ te zijn. Als je een vertrutter bent omdat je ervoor pleit dat Amsterdam ook een cultuurstad is en niet alleen een pretpark, ervan overtuigd bent dat de kracht van de binnenstad ligt in het feit dat er gewoon nog gewoond wordt door bewoners die zorg dragen voor hun leefomgeving, dat de binnenstad niet alleen een plek is voor economische sectoren met lage toegevoegde waarde als horeca en toerisme, maar ook voor sectoren met hoge toegevoegde waarde als de creatieve industrie, dan draag ik dat predicaat graag als geuzennaam. Het is toch wonderlijk hoe de rijke historie en kwaliteiten van Amsterdam door zogenaamde anti-vertrutters wordt versmald tot een stad waar plat vertier de boventoon voert. En waar een beetje rekening houden met elkaar teveel gevraagd is.

Hoe je het ook wendt of keert, de ruimte in de binnenstad is beperkt. Dan past het ook bij de handelsgeest van Amsterdam om met elkaar na te denken over wat er hier gebeurt met die schaarse ruimte. Komt die toerist wel naar Amsterdam om hier een Disneyland aan te treffen? Wat gaan bewoners, bedrijven maar ook bezoekers doen als de binnenstad gewoonweg geen prettige plek meer is om te verblijven? En blijven we nog wel die creatieve, spannende en uitdagende stad als mensen, bedrijven en functies die daarvoor zorgen door commercie worden weggedrukt?

Overigens bevinden we ons in goed gezelschap. Ook het Verkeersburo heeft zijn zorg al uitgesproken over de beweging die Amsterdam maakt als toeristische bestemming. Juist die bewoonde binnenstad met zijn cultuurschatten is wat toeristen trekt, ze bij thuiskomst ambassadeurs maakt en doet terugkomen. Niet een bonte stoet van Thaise tuctuc’s, Engelse dubbeldekkers, Indiase Riksja’s, Venetiaanse gondels en Weense paardenkoetsjes. Daar zit niet alleen de bewoner, maar ook de cultuurtoerist, de bezoeker van internationale conferenties of de tijdelijke expat die hier zijn inspiratie op komt doen, helemaal niet op te wachten.

Het moment voor andere keuzes
Een binnenstad die ook in de toekomst bewoond wil zijn, tegendraads en progressief wil blijven, die koerst op kwaliteit en een bron van cultuur, nieuwe concepten en creatie wil zijn en blijven, maakt andere keuzes. Die vult de op de dronken toerist en vrouwenhandelaar heroverde ruimte op de Wallen niet in met meer horeca en meer straten voor funshopping. Maar denkt wellicht eerder aan ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid, creatieve industrie, groene ondernemers of aan detailhandel die bij een bewoonde wijk hoort. Dan brengt dat op de korte termijn maar wat minder op. Op de lange termijn spint de stad er – ook economisch – garen bij.

Wat niet wil zeggen dat niets meer kan en niets meer mag. Amsterdam is de hoofdstad van het land en daar horen ook grootschalige evenementen als Koninginnedag, de UITmarkt en de Gay Pride bij. Enquêtes laten zien dat de Amsterdamse bewoner nog steeds gastvrij is voor eenieder die de stad wil komen bezoeken. Het centrum is van alle Nederlanders en ook bezoekers van over de grens blijven we als een van de aantrekkelijkste kleine metropolen gastvrij ontvangen. Het zijn de bewoners die nu en in de toekomst zorgen voor een warm en hartelijk welkom. Daarom is het geen gekke gedachte om met hen na te denken over het toekomstperspectief.

Alles van waarde is weerloos. Deze dichtregel van Lucebert torent hoog boven de Rotterdamse binnenstad uit. Het zou ook in Amsterdam niet misstaan. Rafelranden, woongenot, stedelijke kwaliteit, culturele waarden, broedplaatsen: ook dat hoort bij Amsterdam. Net zoals tolerantie, wat veel meer is dan alles maar laten begaan, maar wat juist ruimte wil geven aan alles wat er ook mag zijn. Deze kwaliteiten delven al gauw het onderspit onder de druk van de korte commerciële klap die de lange termijn opoffert aan de korte termijn.

Juist nu Den Haag plannen smeedt om de stadsdelen op te heffen, een maatregel die er in de praktijk alleen op neerkomt dat de zeggenschap van bewoners op hun leefomgeving wordt weggesneden, is het moment om het gewenste toekomstperspectief op de Amsterdamse binnenstad te schetsen. Een toekomstperspectief dat ervan uitgaat dat schaarse ruimte vraagt om keuzes. Dat niet uitgaat van het verbodsinstrument, maar positieve keuzes wil maken en oplossingen zoekt die op de lange termijn de hoogste toegevoegde waarde opleveren, economisch of anderszins. En dat partijen – zoals bewoners en toeristenbranche – die nu tegenover elkaar lijken te staan, weet te verbinden.

De huidige druktemakers van de Amsterdamse binnenstad
Een inventarisatie: vooral bedoeld om het begrip breder te trekken dan horeca en toerisme en het daar met elkaar over te hebben, zeker niet bedoeld om alles een halt toe te roepen.

  1. Horeca: en alles wat daarbij komt kijken: terrassen, horecaconcentratiegebieden, drank- en drugsoverlast, zwerfgasten.
  2. Evenementen en festivals: Tegenwoordig bij voorkeur met een basdreun en de stereo op tien. Met zo’n grote belangstelling dat festivals als de Hartjesdagen, Jordaanfestival de afgelopen jaren niet meer in de traditionele vorm te handhaven bleken.
  3. Grootschalige evenementen: een categorie die aparte aandacht verdient omdat ze de hele stad overnemen: Koninginnedag, Gay Pride, de UITmarkt, voetbalhuldigingen
  4. Toerisme: Met de opkomst van toerisme uit Azië zal de druk alleen maar toenemen. Wallenbewoners klagen al dat ze met het vervangen van dronken toeristen door groepen rondleidingen van de regen in de drup zijn beland.
  5. Congressen: Amsterdam wil graag een internationale congresstad zijn en dat brengt piekbelastingen met zich mee, vooral van hotelkamers.
  6. Pleziervaart te water: En dan vooral privé-bootjes en (illegale) sloepenverhuur. Sinds de Canal Parade van start ging, lijkt heel Nederland op een idee gebracht: de grachten lenen zich uitstekend voor een feestje.
  7. Koopzondagen en funshoppen: Amsterdam komt geen dag meer tot rust. Of het moet Eerste Kerstdag zijn. Maar daar hebben we met de Kerstmarkten ook een oplossing voor gevonden.
  8. Amsterdammers zelf: Het vorige trendrapport liet het duidelijk zien: we zijn zelf ook veel buitenshuiziger geworden. We zijn graag buiten, bij voorkeur in parken, al was het maar om dat veel Amsterdamse huizen zonder buitenruimte je naar buiten dwingen.
  9. Ons gedrag: Hans Boutellier zei het tijdens de hoffelijkheids-debatten. In de openbare ruimte ben je te gast. Maar we lijken vergeten hoe ons als gast te gedragen. Ik vang zwerflawaai (geluidsoverlast zonder aanspreekbare bron) hier ook onder.
  10. Groepjes hangjongeren: juist op bepaalde plekken in de binnenstad die als klankkast fungeren, kan een klein groepje jongeren al gauw de hele ruimte in beslag nemen.
  11. Economische druk: huren van woningen, kantoren en winkelruimtes stijgen en drukken de kleine knip en kleinschaliger initiatieven de stad uit.
  12. Verkeer: de auto’s van Annie Schmidt zijn teruggedrongen, vervangen door fietsen en scooters met bijbehorende problemen van weesfietsen, parkeren en menging van verkeersstromen.

Supporting Material